Jij __ mijn beste vriend.
Waar is Simon? Ik zie __ niet.
Hij ___ een nieuwe jas kopen.
Wij gaan nu ___. Tot ziens!
Ik __ vandaag naar het centrum gefietst.
Wat een mooie auto! Waar heb je ___ gekocht?
Ik heb ____ op het verjaardagsfeest van Hannah gezien.
Ik ga naar bed, __ ik ben moe.
Thomas weet niet ____ hij naar de training gaat.
___ hij 18 jaar oud werd, ging hij op kamers.
__ het weekend gaat hij vaak zwemmen.
Ik zeg "hallo", als _____.
Ken jij de jongen __ daar staat?
Welke zin is een belofte?
De film was prachtig! Ik heb ___.
De sleutels __ in mijn jaszak.
De film __ ik je vertelde, draait vanaf zondag in de bioscoop.