Learn the theory
List with separable verbs in Dutch - Learn Dutch practice and explanations
Aanbieden
Aankomen
Aankunnen
Aanpakken
Aantrekken
Aanzetten
Achterhalen
Afdrogen
Aflopen
Afmaken
Afnemen
Afronden
Afspreken
Afstuderen
Afvallen
Afwassen
Binnenkomen
Dichtdoen
Doorlopen
Inhalen
Inleveren
Innemen
Inpakken
Inschrijven
Insmeren
Instappen
Invoeren
Invullen
Klaarmaken
Langskomen
Nadenken
Neerzetten
Meenemen
Nakijken
Omschrijven
Opbellen
Opeten
Ophalen
Opletten
Oplossen
Opnemen
Opruimen
Opschrijven
Opslaan
Opstaan
Opvallen
Opvoeden
Opzoeken
Overslaan
Oversteken
Samenwerken
Schoonmaken
Terugbrengen
Teruggaan
Toenemen
Uitdoen
Uitgaan
Uitleggen
Uitloggen
Uitnodigen
Uitslapen
Uitstappen
Uittrekken
Uitzetten
Uitzoeken
Vastzitten
Voorspellen
Weggaan
Weggeven
Weggooien
To offer
Arrive
To manage / to control
Tackle
Attract
To turn on
To find out
To dry
To end
To finish
Decrease
Complete
Arrange
To graduate
To lose weight
Do the dishes
To come in
Close
Run through
To catch up
To hand in
Take
Packing up
Register
Smearing?
To get in
Enter
To fill in
Prepare
Come
To think?
To put down
Take with
Check
To describe
Call up
Eat
to pick up
Pay attention
To resolve
Record
To clean up
Write down
Save
Rise (from bed)
Stand out
Educate
To look up
Cross over
To skip
Collaborate
To clean
Return
Going back
Rising
Put out\turn off
Going out
To explain
Log out
To invite
Sleep in
To get off
Pull out
Turn of
investigate
Be stuck
To predict
Leave
To give away
Throw away