Learn the theory
Wil je meer oefenen? Kijk eens naar het PDF over ER.
1. Er + indefiniet subject
Er introduceert een indefiniete noun, en vertelt of de noun er wel of niet is.
- Er staat een boom in de tuin.
- Er zijn veel mensen op het strand.
- Er staan drie kopjes in het kastje.
- Er lopen een paar honden door het park.
2. Er + kwantiteit/numerale (telwoorden)
Er wordt gecombineerd met een numerale en de noun blijft weg.
- Ik heb drie katten. Ik heb er drie.
- Hoeveel apps heb jij op je telefoon? Ik heb er negentien.
- Hoeveel koffiemokken heb jij? Ik heb er meer dan jij.
3. Er als plaats (hier, daar)
Er vervangt een plaats.
- Ben jij ooit in Spanje geweest? Ja, ik ben er geweest.
- Wat doe jij in het park? Ik lees er een boek.
- Ben je in het huis van Piet geweest? Ja, ik heb er vorige week een kop koffie gedronken.
4. Er in passieve zinnen
Er verschijnt in passieve zinnen met een indefiniet grammaticaal subject of zonder subject.
- Actieve zin: Ik lees een boek.
- Passieve zin: Er wordt een boek gelezen. (indefiniet subject)
- Actieve zin: De mensen zingen mooie liedjes.
- Passieve zin: Er worden mooie liedjes gezongen. .
5. Er + prepositie
Er in plaats van een object bij een werkwoord met een prepositie.
- Ik vind dit brood lekker. Ik vind het lekker. (geen prepositie, geen er)
- Ik ben dol op dit brood. Ik ben er dol op. (wel een prepositie, wel er)
comments
Login to leave a comment
info@thedutchonlineacademy.com
Yes! Thank you.