Learn the theory
Het verschil tussen hun en hen in het Nederlands is vaak niet eens duidelijk voor moedertaalsprekers. Er zijn twee situaties waarin je "hun" gebruikt. De eerste is heel gemakkelijk en het belangrijkste:
1. Hun als een bezittelijk voornaamwoord
Als iets het bezit is van meerdere mensen, gebruik je "hun":
- Dit is hun auto.
- Hun dochter heet Julia.
- Ik heb hun huis nog niet gezien.
2. Hun als meewerkend voorwerp (indirect object)
Hier wordt het moeilijker. In dit geval worden "hun" en "hen" vaak door elkaar gehaald.
- Ik geef hun het boek.
- I give them the book.
- Ik geef het boek aan hen.
- I give the book to them.
Zoals je ziet wordt "hun" gebruikt als je een meewerkend voorwerp zonder prepositie hebt, maar een prepositie wel mogelijk is.
Het is belangrijk om het verschil tussen een meewerkend voorwerp (zie boven) en lijdend voorwerp (zie onder) te kennen. "Hun" is nooit een lijdend voorwerp (direct object). In onderstaande voorbeelden is er ook geen prepositie mogelijk.
- Ik zie hen.
- I see them.
- Hij tekent hen.
- He draws them.
- Zij ontslaat hen.
- She fires them.
Je kunt ook het pronomen ze gebruiken.
Practice with exercises
Pick the right pronoun!
comments
Login to leave a comment