See the new Dutch Grammar ebooks
NEW
Logo/mini Copy
Created with Sketch.
thedutchonlineacademy
Created with Sketch.
Logo/main-compressed
Created with Sketch.
Video courses
Group courses
Books
Dutch grammar
Podcasts
NL
EN
NL
EN
login
Combined Shape Copy
Created with Sketch.
Video courses
Group courses
Books
Dutch grammar
Podcasts
Follow us
Facebook
Instagram
YouTube
Replace the noun by a pronoun.
In the sentences below you can replace the noun by a pronoun.
Share & Save
We will email the responses & feedback to your inbox for free.
View our data protection policy
here
De afwasmachine is vol. (de afwasmachine)
het
hij
ze
hem
haar
De zon gaat om zes uur 's avonds onder. (de zon)
het
hij
ze
hem
haar
Ik gebruik dit zakmes als ik ga kamperen. (dit zakmes)
het
hij
ze
hem
haar
Maria woont al haar hele leven in deze stad. (Maria)
het
hij
ze
hem
haar
We hebben Gerard en Edwin vorige week gezien. (Gerard en Edwin)
het
hij
ze
hem
haar
Mijn vader heet Willem. (Mijn vader)
het
hij
ze
hem
haar
Mijn opa heeft zijn auto verkocht. (zijn auto)
het
hij
ze
hem
haar
Ik wil mijn vrienden uitnodigen voor een feestje. (mijn vrienden)
het
hij
ze
hem
haar
Waar is Tanja? Ik zie haar niet, maar __ telefoon ligt hier.
mijn
jouw
haar
zijn
Wist je dat Jacob __ huis heeft verkocht?
mijn
jouw
haar
zijn
Hebben jullie __ huiswerk gemaakt? (pick most logical answer)
jouw
jullie
hun
Ik ben __ portemonnee verloren! Ik ga __ bankpas blokkeren.
mijn
me
mij
Daar loopt Rachel met __ vriendin.
haar
zij
ze
zijn
Hoi! Hoe was __ weekend? Heb je een leuk weekend gehad?
jou
jij
jouw/je
u
Wij zijn Maarten en René en __ kinderen heten Puck en Janne.
ons
onze
wij
hen
We will email the responses & feedback to your inbox for free.
View our data protection policy
here
Submit your quiz