Andere talen hebben hun sporen achtergelaten in de Nederlandse taal. Het kleine landje ligt tussen een paar grote talen in en is in het verleden bezet geweest door onder andere Spanje, Frankrijk en Duitsland.
Vooral het Frans, het Duits en natuurlijk het Engels zul je in alledaagse gesprekken tegenkomen. Woorden uit andere talen noemen we ook wel leenwoorden. Voorbeelden zijn föhn, überhaupt en sowieso (Duits) en horloge, bagage en garage (Frans). Er zijn trouwens ook heel veel leenwoorden afkomstig uit het Arabisch. Bijvoorbeeld koffie, kabel, oranje en papegaai.
Een overload aan Engels
Goed, hier en daar zien we dus exotische woorden in de Nederlandse taal. Maar de laatste decennia gebeurt er iets bijzonders met de Engelse leenwoorden: we vervoegen ze.
Laten we eens kijken naar het Engelse leenwoord computer. Op het eerste gezicht is er niks raars aan. Een computer is een vrij nieuwe uitvinding, waar we in het Nederlands nog geen woord voor hadden. Om de dingen simpel te houden, hebben we het Engelse woord overgenomen. Prima. Het wordt pas interessant als we kijken naar de volgende zin:
Piet heeft gisteren de hele dag gecomputerd.
Hé, wacht even... Computer is een substantief in het Engels, geen werkwoord. Maar daar hebben we in Nederland helemaal geen problemen mee.
Ik heb haar gewhatsappt
Oké, het werkwoord computeren is slechts een voorbeeld. Wat dacht je van skypen, netflixen, photoshoppen, googelen (let op: niet googlen), pimpen, downloaden en facebooken? Je kunt de volgende zinnen dus prima gebruiken:
- Ik heb haar gisteren gewhatsappt.
- We hebben de hele middag zitten skypen.
- Rachel heeft haar woonkamer gepimpt met schilderijtjes en kamerplanten.
- De gephotoshopte foto staat in alle tijdschriften.
- Wij downloadden vroeger films, maar nu netflixen we liever.
- Googel het woord eens!
Leuk hè? Volg wel heel precies de regels voor het vervoegen van werkwoorden!
comments
Login to leave a comment