Learn the theory
Praten over de toekomst
Er zijn drie manieren om over de toekomst te praten in het Nederlands
1. presens + tijdindicatie
Gebruik de tegenwoordige tijd (presens) en een tijdsindicatie (morgen, straks, volgende week, volgend jaar, in 2025, etc.)
Ik moet morgen werken
Wij kijken vanavond een film.
Zondag komt Maria op bezoek.
2. gaan + infinitief
Combineer gaan met een infinitief. Je kunt ook een tijdsindicatie toevoegen.
Ik ga werken.
Ik ga morgen werken.
Henk gaat een cursus volgen.
Jullie gaan reizen.
3. zullen + infinitief
Er zijn drie manieren om zullen te gebruiken.
1. Een suggestie
By starting the sentence with zullen you form a suggestion, like you would with shall in English.
Zullen we stoppen?
Zal ik de was doen?
Zullen we naar de bioscoop gaan?
2. Een belofte
Ik zal op tijd komen.
Wij zullen er zijn.
Ik zal je helpen.
3. Een voorspelling
Het zal een succes zijn.
Het zal koud worden.
Piet zal tevreden zijn.
We zullen rijk worden.
Tim zal weer te laat zijn.