Gebruik van positiewerkwoorden in het Nederlands | Te in het Nederlands | Nederlandse grammatica

Wil je een activiteit beschrijven waar iemand mee bezig is? Dan kun je twee constructies gebruiken:
- Zitten / liggen / lopen / staan / hangen + te
Dit artikel gaat over de laatste optie

Share&Save

Learn the theory

Describing an ongoing action in Dutch

Voor acties die gaande zijn of gaande waren, kun je de zijn aan het construction gebruiken of positiewerkwoord + te + infinitive.
  • Ik ben de hele dag aan het studeren.
  • Ik zit de hele dag te studeren.
  • I am studying the whole day.
We gaan in dit artikel over die laatste optie praten. De twee opties hebben hetzelfde effect en zijn beide heel gebruikelijk in de Nederlandse taal. Je kunt de constructie kiezen waar je je het prettigst bij voelt.

Positiewerkwoord + te + infinitief

Voor acties die gaande zijn kun je een positiewerkwoord combineren met een infinitief. Je zult het kleine woord "te" moeten gebruiken, vlak voor de infinitief. Je ziet dit kleine woord overal in de Nederlandse taal verschijnen. Lees hier meer!
Een paar voorbeelden:
  • Ik lig te slapen.
  • Ik zit een boek te lezen.
  • Ik loop te zingen.
  • Ik sta met mijn buurman te praten.
  • De was hangt te drogen.
De nadruk ligt niet op de positie die je hebt tijdens de actie, maar op de actie zelf. Soms wordt een bepaald positiewerkwoord gebruikt terwijl de persoon die de handeling uitvoert zich niet eens in die positie bevindt. Dit geldt vooral voor lopen en zitten.
  • Je loopt te zeuren (while the person is sitting: Je zit te zeuren would also be correct).
  • Hij zit te dromen (while standing: Hij staat te dromen would also be correct).
Natuurlijk kun je ook het imperfectum gebruiken of het perfectum gebruiken. Voor het perfectum gebruik je in dit geval de dubbele infinitief.

Imperfectum

  • Hij lag op de bank televisie te kijken.
  • Wij zaten in de kantine koffie te drinken.
  • Ik stond op mijn trein te wachten.
  • Willem liep de hele dag aan haar te denken.

Perfectum

  • Hij heeft op de bank televisie liggen kijken.
  • Wij hebben in de kantine koffie zitten drinken.
  • Ik heb op mijn trein staan wachten.
  • Willem heeft de hele dag aan haar lopen denken.
comments

Login to leave a comment

Related practice books!

See all books