Learn the theory
De vervoeging van de tegenwoordige tijd in het Nederlands is eenvoudig.
Je pakt het infinitief: werken
Je neemt -en weg: werk
werk is de stam.
werk is de ik-vorm.
- Ik = stam*
- jij = ik-vorm + t
- hij/zij/het/u = ik-vorm + t
- Wij = infinitief
- Jullie = infinitief
- Zij = infinitief
* Soms moet je de stam een beetje aanpassen voor de ik-vorm om de juiste klank te behouden:
- maken - en = mak --> ik maak
- spelen - en = spel --> ik speel
- spellen - en = spell --> ik spel
- eten - en = et --> ik eet
Sommige werkwoorden eindigen niet op -en: gaan, staan, slaan, zien, doen. Die vervoegen we zo:
- ik doe
- jij doet
- hij/zij/het doet
- wij doen
- jullie doen
- zij doen
Natuurlijk zijn er ook onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Practice with exercises
Regular present tense
a) Hij ___ naar huis. (lopen)
b) Het kind ___ het huiswerk. (maken)
c) De vogels ___ nootjes. (eten)
d) Jij ___ langzaam. (rijden)
e) De vrouw ___ duidelijk. (spreken)
f) De papieren ___ op tafel. (liggen)
Solutions
a) Hij loopt naar huis. (lopen)
b) Het kind maakt het huiswerk. (maken)
c) De vogels eten nootjes. (eten)
d) Jij rijdt langzaam. (rijden)
e) De vrouw spreekt duidelijk. (spreken)
f) De papieren liggen op tafel. (liggen)
comments
Login to leave a comment