Learn the theory
Alleen, maar en pas lijken op elkaar. In het Engels vertaal je deze woorden vaak als only. Wat zijn de verschillen?
Alleen:
1) niets anders dan (exclusively)
- We hebben geen sojamelk, we hebben alleen koemelk.
- Ik ben één keer in Duitsland geweest. Ik heb alleen Berlijn bezocht.
- Alleen Hendrik kan je helpen, hij is de expert.
- Waarom ben je boos? Ik heb alleen gezegd dat ik je kapsel niet mooi vind.
2) zonder andere mensen
- Hannah is alleen thuis, omdat haar ouders op vakantie zijn.
- Ga je alleen op reis? Waarom gaat Katya niet met je mee?
- Ik vind het heerlijk om een avond alleen te zijn.
Maar:
niet meer dan/weinig - in combinatie met een kwantiteit
- Ik drink maar één kopje koffie per dag.
- Gerard werkt maar twee dagen per week.
- We hoeven* maar drie minuten te wachten.
Pas:
1) niet eerder dan
- De bus komt pas over twee uur. We moeten lang wachten.
- Karin komt pas over een maand naar Nederland.
- De resultaten worden pas in november gepubliceerd.
2) in de toekomst wordt het meer - in combinatie met een kwantiteit
(antoniem = al)
- Ik heb pas één kop koffie gedronken. In de pauze neem ik nog een kopje.
- Charles woont pas twee weken in Nederland. Maria woont al vijf jaar in Nederland.
- Yana heeft pas de helft van de opdrachten gemaakt. Straks maakt ze de rest.
3) kort geleden, enkele dagen/weken geleden
- Ik heb pas een e-mail gekregen van Pieter.
- Charles woont pas in Nederland. Hij is pas gearriveerd.
- Theo heeft pas een nieuwe auto gekocht.
Practice with exercises
In English you would use only, but it Dutch you'll have to choose between alleen, maar and pas. Be aware of words of quantity.
Sometimes more than one option would be correct. Pick the most logical one.
Some ideas to keep learning
Werk je aan je Nederlandse grammatica? Lees ook ons artikel over ALS, WANNEER en TOEN.
comments
Login to leave a comment