Nederlandse woordvolgorde in een notendop

De Nederlandse woordvolgorde lijkt zo verwarrend, maar dat zou het eigenlijk niet moeten zijn. Tijdens je taalreis leer je veel grammaticaregels, soms zie je door de bomen het bos niet meer! Dus laten we een beetje uitzoomen!

Share&Save

Learn the theory

Drie belangrijke scenario's voor woordvolgorde in het Nederlands

In dit artikel gaan we ons concentreren op de drie scenario's voor woordvolgorde. Je leert deze scenario's al tijdens een A2-cursus, maar ze zullen je lang bezighouden! Wil je meer oefenen? Kijk eens naar onze videocursus. Houd er rekening mee dat in deze toelichting geen rekening wordt gehouden met vragen, imperatief en de (om) + te constructie.

Scenario 1: de hoofdzin

Dit is de makkelijkste! Je begint met het subject en op de tweede plaats komt het vervoegde werkwoord.
  • Ik ben Richard.
  • Hij woont in het centrum.
  • Petra en Hannah werken allebei in het ziekenhuis.
Heb je meer dan één werkwoord? Geen probleem. Zet gewoon het vervoegde werkwoord op de tweede plaats en de rest in infinitieve vorm aan het einde. Vaak is er maar één werkwoord, maar er kunnen er veel zijn!
Je kunt twee zinnen aan elkaar plakken met maar, en, of, want & dus ( M.E.O.W.D.). Ook dan staat het vervoegde werkwoord op de tweede plaats.
  • Ik wil het museum bezoeken, maar het regent vandaag.
  • Mijn buren proberen een nieuw huis te kopen, want ze willen graag een tuin hebben.
  • Petra en Hannah werken allebei in het ziekenhuis en ik werk bij de bank.
Het gebruik van M.E.O.W.D. is een makkelijke, veilige manier om lange zinnen te vormen. Handig tijdens het inburgeringsexamen!

Scenario 2: a regular sentence with inversion

This one you probably know already! When you start a sentence with an adverb instead of a subject, you get inversion. The word inversion makes it sounds like you have to do something strange, but all you have to remember is: keep that conjugated verb in the second place in the sentence! This means the subject follows right behind it (unlike in English).
  • Gisteren was het lekker weer.
  • Vanavond ga ik spaghetti eten.
  • Af en toe werken zij in het ziekenhuis.
Inversie is optioneel. Je kunt altijd starten met een subject om inversie te vermijden als je wilt, hoewel het veel gebruikt wordt in het dagelijks taalgebruik.
Inversie kan ook na M.E.O.W.D. gebruikt worden:
  • Ik wil het museum bezoeken, maar vandaag regent het.

Scenario 3: De bijzin

Hier wordt het een beetje moeilijker. De bijzin voelt voor veel studenten die Nederlands leren erg onnatuurlijk aan, maar het is heel belangrijk om te oefenen, omdat de bijzin overal opduikt.
Een bijzin zorgt ervoor dat alle werkwoorden naar het einde van de zin gaan, maar vergeet niet een werkwoord te vervoegen!
Er zijn een paar redenen om de bijzin te gebruiken.

1. Bijzin: Conjuncties die geen M.E.O.W.D. zijn

In de zinnen hieronder is steeds een conjunctie gebruikt die niet Maar, En, Of, Want of Dus is ( geen MEOWD dus). Deze conjuncties "triggeren" een bijzin.
  • Hij is blij, omdat de zon schijnt.
  • Bel me, als je morgen wil afspreken.
  • Ik ga naar huis, zodra het donker wordt.
  • Wij woonden bij onze ouders, toen we jong waren.
  • Regelmatig bestel ik een pizza, hoewel ik heel goed kan koken.

2. Bijzin: indirecte rede

Deze uitleg is kort. Je kunt hier meer informatie over de indirecte rede vinden.
Indirecte rede wordt vaak gebruikt, omdat zijn tegenhanger - de directe rede - eigenlijk alleen gebruikt wordt bij film- en theaterscripts. Kijk:
  • Directe rede Piet zegt: "ik kan heel goed zwemmen."
  • Indirecte rede: Piet zegt dat hij heel goed kan zwemmen.
Zoals je kunt zien, is er een bijzin in de zin met de indirecte rede. Indirecte spraak kan worden gebruikt met dat als een connector of met of een vraagwoord (hoe, wie, wat, etc.)

3. Subordinate clause: relative clause

Deze uitleg is een korte versie van de uitleg van de relatieve bijzin. Wil je meer oefenen? Hier kun je een PDF met oefeningen vinden. Je gebruikt een relatieve bijzin om iets over een zelfstandig naamwoord te zeggen. Je geeft meer informatie over het zelfstandige naamwoord.
  • Ik heb een hond die altijd heel hard wil rennen.
  • Heb je het schilderij gezien dat al driehonderd jaar oud is?
De relatieve bijzin kan dat of die als connector hebben, afhankelijk van of het een de of het-woord is. Als je een voorzetsel hebt in de relatieve zin, moet je waar + prepositie of prepositie + wie gebruiken. Lees hier meer.

Houd dit in gedachten als je lange zinnen maakt in het Nederlands

Dit was de Nederlandse woordvolgorde in een notendop! Onthoud de basisregels:
  • Er is altijd een vervoegd werkwoord, ook in de bijzin zin.
  • Andere werkwoorden zijn in volledige vorm (infinitief).
  • Er is altijd een subject (behalve in de gebiedende wijs).
  • Het onderwerp en het vervoegde werkwoord moeten overeenkomen.
Meer oefenen met conjuncties? Kijk eens naar ons PDF!
comments

Login to leave a comment

Related practice books!

See all books